Grote zorgen voor een heel klein septemberkindje…

Baby broekje blauw

Delen = andere jonge ouders helpen:

Facebook
Twitter
WhatsApp
Email

Terug naar de laatste week van september.

onze kleine Lasse

Bijna 36 weken zwanger en ik voel dat de bevalling niet lang meer op zich laat wachten. Ik hoop dat ons oktoberkindje -dat toch graag in september geboren wil worden- nog heel even in het warme holletje in mijn buik wil blijven zitten. Ik moet immers nog strijken en de babykleertjes uitwassen! We hangen nog snel het regaaltje op boven de commode en gaan dan lekker slapen. Maar niet voor lang.

Omdat de vorige bevallingen nogal snel gingen bellen we nu alvast de buurvrouw. Met twee minuten staat ze bij de achterdeur om twee slaperige kinderen mee te nemen. De verloskundige komt ook net aan en twijfelt geen moment. In no time zitten we in de ambulance en zijn we met zwaailichten en al onderweg naar het ziekenhuis. Weg gedroomde thuisbevalling met sfeervolle zoutlamp. Hallo ziekenhuisbevalling met systeemplafond en tl-bak. De verloskundige rijdt achter de ambulance aan ‘voor het geval dat’. Eenmaal in het ziekenhuis op de verloskamer komt de verloskundige van dienst enthousiast binnen. ‘Zal ik je vliezen even prikken?’. ‘Zo te zien heb jij daar wel zin in’ antwoord ik droog. ‘Doe maar niet. Ik laat het graag aan de natuur over.’

Niet lang daarna wordt een blakend baby’tje geboren: Lasse. Tranen van geluk. Armen gevuld met liefde. Ik snuif zijn geur op, de geur van melk en honing. Een ademhalen van dons. Geboorte. Geheim. Het liefst laat ik hem niet meer los. Maar daar is de zuster met een couveuse. Met lege armen en een lege buik blijf ik achter in de verloskamer. Gelukkig loopt manlief mee en grijpt even later zijn kans om te buidelen. Een moment voor de mannen onder elkaar.

Dan de avond.

Hoe graag we ook willen, hoe mijn armen ook hunkeren naar dit baby’tje, de zuster is onverbiddelijk. Ik blijf op mijn kamer, Lasse blijft op de andere afdeling. We mogen niet bij elkaar en daarmee is de kous af.

Ik kolf me een slag in de rondte en ben als een kind zo blij met elke druppel moedermelk. Volgens de verpleegkundige heeft hij meer nodig, maar wel een beetje jammer dat er daarom zonder overleg Nutrilon gegeven wordt. Lekker licht verteerbaar voor premature darmen. Not. Het voelt alsof ik met de komst in het ziekenhuis tegelijk de zeggenschap over mijn kind verloren heb.

De volgende ochtend komen L. en N. in het ziekenhuis. Beschuit met muisjes, stralende ogen en een ijsje van een lieve zuster. Dan is het tijd om hun broertje te bewonderen. Diep onder de indruk, een beetje verlegen kijken ze naar hun lieve broertje. Dan: ‘domme mem, je bent vergeten de baby aan te kleden.’ Au. ‘En waarom heeft hij allemaal pleisters?’

Lasse gaat snel achteruit.

Hij houdt de voeding niet binnen en zijn buikje wordt boller en boller. Als ik ‘s middags lig te rusten komt de kinderarts binnen. Ze legt rustig uit dat ze Lasse in Groningen beter kunnen onderzoeken. Er is een ambulance onderweg met een team medisch specialisten. We mogen nog even naar hem toe om hem een goede reis te wensen. Bij zijn bedje ziet het inmiddels zwart van de witte jassen. Ik kan niet meer stoppen met huilen. We spreken hem moed in en Lasse wordt klaargemaakt voor de reis.

Totaal ontredderd rijden we achter de ambulance aan. Zijn situatie is kritiek en als we in Groningen aankomen weten we niet of en hoe hij de rit doorstaan heeft. Gelukkig, hij is er nog. In de couveuse, op de Neonatologie IC zijn intussen alle toeters en bellen aangesloten. Ik warm mijn handen en schuif ze door de gaten van de couveuse. Hij beweegt minimaal, maar voor mij een signaal dat hij mijn warmte voelt. Het restje energie dat ik nog heb -na 48 uur niet slapen- stroomt naar hem toe. Min of meer stabiel gaat hij de nacht in.

Ik word opgenomen op de kraamafdeling. Er is een warme maaltijd die ik met tegenzin naar binnen werk. Manlief schuift de fauteuil uit tot bed en met een slaaptablet lukt het om nog een paar uurtjes te slapen. Lasse is in goede handen.

De dagen daarna wordt hij langzaam beter.

De meconium plug die hem zo dwars zat wordt verwijderd. Hij poept en plast normaal. Eindelijk kan ik hem weer vasthouden en de warmte geven die hij zo nodig heeft. We worden overgeplaatst naar de verpleegafdeling en een paar dagen later mag hij zelfs naar de kraamafdeling. Voorzichtig wordt er over ontslag gesproken.

Maar dan… vanuit het niets wordt hij kanariegeel. Hij poept niet meer en houdt zijn kaakjes stijf op elkaar als hij mag drinken. ‘s Nachts steunt en kreunt hij. Ons kleine kereltje heeft pijn. De verpleegkundige doet het af als ‘darmkrampjes’. Wij weten beter. Dit klopt niet. Als we ‘s ochtends zelf zien dat zijn buikje weer net zo bol is, sprint manlief naar de zusterspost. Er moet een arts komen. NU. Die is er snel. Lasse wordt met spoed naar de IC gereden. Er wordt een foto gemaakt. Daarop is te zien dat er gaatje in zijn darm zit. Daardoor loopt er lucht en ontlasting in de buikholte. De chirurg wordt erbij geroepen en hij wordt op de spoedlijst gezet. De eerstvolgende vrije operatietafel is voor Lasse.

Drie lange bange uren volgen.

De bangste uren uit mijn leven. Uit ons leven. We hopen en bidden dat hij bij ons mag blijven. Dan gaat de deur open. De chirurg komt binnen, op de voet gevolgd door de anesthesioloog en de neonatoloog. Ze doen verslag. Het gaatje is gedicht, er zijn biopten afgenomen en een stoma is aangelegd. Het maakt me allemaal niet uit, het belangrijkste is dat Lasse leeft!

De dagen daarna bestaan uit het monotone gebrom van de kolfmachine en bezoekjes aan de IC. Onze trouwringen af (hygiënevoorschrift) en in de kluis, maar meer verbonden dan ooit. De roze kraamwolk is uiteengespat. Hoe anders had ik me dit voorgesteld. In plaats van beschuitjes eten in het grote bed zijn L. en N. uit logeren. Ik heb ze al meer dan een week niet gezien. En dat terwijl ze nooit langer dan een nachtje van huis zijn geweest. Ze hebben elk een fijn logeeradres, maar toch. Er staat 100 kilometer tussen ons in.

Een beetje thuis, zover van huis.

Ik word ‘ontslagen’ van de kraamafdeling, en we verkassen naar het Ronald Mc Donald huis. Wat een zegen! Een beetje thuis, zover van huis. Essentieel voor ons: goede koffie, en voor de kinderen: bakken vol playmobil  🙂

In de week die volgt mag Lasse opnieuw naar de verpleegafdeling. Langzaam wordt de ‘spaghetti’ aan snoertjes, kabeltjes en infusen afgebouwd. Hij wordt sterker. Om beurten slapen en waken we naast zijn bedje. Overdag worden we opgeleid tot stomaverpleegkundigen. Ik word vertrouwd met het litteken dat dwars over zijn babybuikje loopt. Het snijdt dwars door mijn ziel. Maar tegelijk: het is zijn redding geweest. Als we ons vertrouwd genoeg voelen mogen we terug naar het streekziekenhuis of… naar HUIS! Om langzaam, met z’n vijven, een nieuw ritme te vinden. Om te genieten van de kleine momenten die tegelijk zo groots zijn.

 

Meer uit onze blog

Wil je andere ouders helpen?
Deel dit bericht.

Facebook
Twitter
WhatsApp
Email
CLOSE
0
Add to cart